Camera’s kunnen in veel verschillende vormen en maten voorkomen, maar de basisfuncties van alle camera’s zijn hetzelfde. Sluitertijd, diafragma en scherptediepte zijn universele concepten van fotografie . Zelfs camera’s voor eenmalig gebruik werken volgens deze drie ideeën. Het enige verschil in deze drie concepten tussen soorten camera’s is de mate waarin u deze functies kunt bedienen.
-
Inhoudsopgave
Sluitertijd
Sluitertijd is de hoeveelheid tijd waarin de sluiter open is om de film/sensor bloot te stellen aan licht. Deze snelheid wordt over het algemeen gemeten in fracties van een seconde, zoals 1/250. Hoe sneller de sluiter open en dicht gaat, hoe minder licht er op de film of digitale sensor valt.
-
Opening
Diafragma beschrijft de grootte van een opening in de cameralens waardoor licht door de lens kan. Het diafragma werkt samen met de sluitertijd om de hoeveelheid licht te regelen die op de film of digitale sensor valt. Diafragma wordt over het algemeen gemeten met F-Stop. Diafragma heeft ook een secundair effect van het regelen van de scherptediepte van een afbeelding.
-
Scherptediepte
Scherptediepte beschrijft hoeveel van een afbeelding van voor naar achter scherp is. De scherptediepte wordt bepaald door het diafragma en de lensvergroting. Sommige afbeeldingen, zoals portretten, hebben traditioneel vooral een kleine scherptediepte gebruikt om de achtergrond te vervagen. Andere afbeeldingen, zoals landschappen, gebruiken traditioneel een veel grotere scherptediepte om het hele uitzicht scherp te krijgen.