Low-fire bodies worden gedefinieerd door de temperatuur waarbij het kleilichaam rijpt, wat over het algemeen wordt beschouwd als tussen kegels 09 en 02 (1700 en 2000 graden F of 927 en 1093 graden C). Low-fire clays hebben de neiging om goed bewerkbaar te zijn en zullen doorgaans niet overmatig krimpen, kromtrekken of doorzakken. Ze zijn echter zachter, wat betekent dat ze minder duurzaam zijn en vloeistoffen zullen absorberen.
Laag-vuur klei wordt verdeeld in twee typen op basis van hun kleur na het bakken. Donkere lichamen (meestal rood) en de witte en buff kleilichamen.
-
Inhoudsopgave
Rode of donkere aardewerkklei
Donkere aardewerkkleilichamen kunnen variëren van oranjerood tot donkerbruin, waarbij rood het meest voorkomt. Hun kleur is afkomstig van de ijzerhoudende kleien die in hun kleilichamen worden gebruikt. Het ijzer dat zich al in het kleilichaam bevindt, fungeert als een vloeimiddel (smeltmiddel), dat de klei laat rijpen bij relatief lage temperaturen. Aardewerkklei smelt bij zulke lage temperaturen dat het zelden volledig verglaasd raakt. Hierdoor zal het gebakken aardewerk vloeistoffen blijven absorberen. Om deze reden wordt functioneel aardewerk bijna altijd geglazuurd. Er moeten echter geschikte, niet-giftige glazuren worden gekozen, aangezien sommige glazuren ook licht absorberend zijn bij dit temperatuurbereik.
-
Witte of lichtbruine aardewerkklei
Vanwege de toegenomen interesse in bakken op lage temperatuur zijn er nieuwe varianten van kleilichamen op lage temperatuur ontwikkeld. Deze kleilichamen hebben ook het label “aardewerk” gekregen vanwege het feit dat ze rijpen in het temperatuurbereik van aardewerk.
Het idee van laag-gestookte witte kleilichamen ontstond eigenlijk al verder terug in Europa, toen aardewerkfabrieken probeerden het porselein dat beschikbaar was gekomen uit Oost-Azië te dupliceren. Deze kleilichamen vereisten grote hoeveelheden vloeimiddelen om de smelttemperatuur te verlagen voor de relatief schone mengsels van kaolien en bolklei. De witte lichamen van vandaag bestaan nog steeds voor de helft uit klei en voor de helft uit toegevoegd vloeimiddel, zoals talk.